Het was de dag van de ontberingen. Het begon met de koude wind die een voorbode was van de naderende sneeuwjacht, een sneeuwstorm met krachtige windvlagen. We trokken de capuchon over ons hoofd en liepen verder over de grasdijken rond Lisse en Sassenheim.
In de maand februari wandel ik normaliter niet. Het is me te guur en te onaangenaam. In coronatijd ga je toch, omdat je even aan je huis wilt ontsnappen en de behoefte hebt om in de buitenlucht te zijn.
We wandelden in de Poelpolder, eerst langs de grote woonwijk in het noorden en daarna door de uitgestrekte weilanden in het zuiden. Tussendoor bezochten we het oude hart van Lisse.
Het ommetje door Lisse ging over de Heereweg en langs de ringvaart van de Haarlemmermeerpolder. Toen het begon te regenen pakten we de paraplu, die onderin onze rugzak lag. “Hoe lang blijft het zo?”, vroeg ik vertwijfeld aan Lisette. Ze raadpleegde de buienalarm app. “Een half uur”, antwoordde ze. De malaise was goddank van tijdelijke aard. We moesten even doorbijten en daarna was de nattigheid voorbij.
Aan het einde van de grasdijk ter hoogte van Lisserbroek stond een joekel van een hek. Je kon er onmogelijk langs. Het was onduidelijk waarom dit obstakel hier was geplaatst. We hadden geen keus en moesten omkeren. Het viel mee, want we hoefden slechts 150 meter terug te lopen.
Het viel ons op dat Lissenaars van omheiningen houden. Ze plaatsten bij iedere woning, bedrijfsterrein of jachthaven een schutting of hekwerk. Werkelijk alles is afgegrensd. Door die afscheidingen maakten we meer meters dan gepland. Zo ook eerder die dag bij Watersportvereniging Lisse. Het hek stond open. We twijfelden. Ging onze wandelroute echt over dit terrein? We lieten onze aarzeling varen en liepen door. Na 500 meter kwamen we erachter dat er aan de andere kant van de jachthaven geen uitgang was. We moesten terug. Dit was een dag van beproevingen.
We kregen met nog een ander ongemak te maken. Waar konden we plassen? Hoe langer we liepen, hoe hoger de nood werd. De hele ochtend waren we in bebouwd gebied geweest. De horeca was gesloten, dus daar konden we niet terecht. Overal waren woonhuizen. Nergens waren bossages waarin je je onbespied waande en even snel een plasje kon plegen. Pas in het buitengebied vonden we een plekje waar we geen ogen op ons gericht voelden en we eindelijk een pipi konden doen. Meteen daarna pakten we onze thermosfles erbij en dronken we thee. Het was ons eerste kopje van de dag.
In een weiland bij de Ringsloot stonden een groepje bomen dicht bij elkaar. “Dit is waarschijnlijk een pestbosje”, zeiden we tegen elkaar. We hadden het fout, want een informatiebord zei dat het een geriefbosje was. Het essenhout werd gebruikt voor het maken van gereedschap en voor het stoken van de kachel. Hetzelfde informatiebord onderrichtte dat je een pestbosje kan herkennen aan de sloot die eromheen ligt.
Niet veel later zagen we een tweede kluitje bomen. Toen we dichterbij waren zagen we dat het bosje omringd was door water. Dit was dus wel een pestbosje. Hier waren in het verleden kadavers van aan de pest gestorven koeien begraven. De sloot hield het gezonde vee weg van de besmette plek. In voorgaande eeuwen wisten de boeren al dat anderhalve meter afstand houden bescherming biedt.
We bereikten het zuidelijke deel van de Poelpolder. Er stond een bankje aan het water en we namen er plaats. Met de rug naar de wind dronken we ons tweede kopje warme thee en fantaseerden we over wanneer de horeca weer open was. Dan konden we binnen bij de open haard thee, koffie en een stuk huisgemaakte taart bestellen. Wat zou dat fijn zijn!
We gingen weer verder, want het was niet echt aangenaam in de koude sterke wind. We stonden tegelijk op en onze zitmatjes vlogen simultaan door de lucht. Aan de rand van de Ringsloot kwamen ze tot stilstand. Wonder boven wonder waren ze niet in het water terecht gekomen.
We volgden de grasdijk en in de lager gelegen groene polder zagen we vier hazen rennen. Daarna nog eens twee en uiteindelijk maar liefst twaalf stuks. Nooit eerdere hadden we zoveel hazen bij elkaar gezien. Het tafereel maakte ons vrolijk en we begonnen spontaan met luide stem te zingen:
Ja, mijn naam is haas, ik weet van niks
Is hier wat gebeurd dan
Daar weet ik niks van
Van mij niets te vrezen
Ik moest hier effe wezen
Mijn naam is haas en ik weet nergens van
Moeiteloos lieten we het liedje overgaan in een andere gouwe ouwe:
Er staat een paard in de gang, ja ja een paard in de gang
O o een paard in gang bij buurvrouw Jansen
Wat die twee nummers met elkaar te maken hebben, weet ik niet. We hadden lol en waren even alle ellende van de dag vergeten.
Tijdens onze wandeling bereidde Nederland zich voor op code rood die om middernacht in zou gaan. Men ging extra boodschappen doen, wat resulteerde in lege schappen in enkele supermarkten. Schaatsen werden geslepen of nog snel online besteld. Sneeuwlaarzen en sleetjes werden van zolder gehaald. Palmbomen en olijfbomen werden ingepakt of naar binnen gehaald. We hadden er geen weet van, tijdens onze tocht door de Poelpolder.
Wij wisten wel dat we de komende dagen onze huizen niet zouden verlaten en zouden wachten totdat het gure winterweer verdwenen was. We hadden immers al genoeg ontberingen doorstaan.
Heerlijk carolien!
Dank je wel voor je mooie reactie, Thomas.
Leuk en leerzaam! Ik wist ( nog ) niks over pest en geriefbosjes! Dank je Carolien
Dank je, Linda. Ik dacht eerlijk gezegd aan je, toen ik schreef over de bosjes. Want ik weet dat je de informatie in mijn blogs waardeert.
Ik hou van korte bondige informatieborden langs wandelpaden. Ze vertellen over de historie van de plek waar je bent. Als een bord heel veel tekst bevat, dan haak ik af. Lisette niet. Zij leest alles. Als er weetjes op staan, dan hoor ik ze wel van haar.