Het was zonnig en koud in de natuurgebieden tussen Bussum en Huizen. Overal om ons heen waren vogels luid aan het zingen. Vier maanden geleden had ik Carlien voor het laatste gezien en het was fijn om een dagdeel met haar op te trekken. Het voelde meteen vertrouwd.
In oktober hadden we samen een groepswandelvakantie in de Haute Provence begeleid. Het was een reis waarin we ter plekke regelmatig oplossingen bedachten voor de problemen die we tegenkwamen. Bij een zeer lastige afdaling moesten we bijvoorbeeld zoeken naar een pad tussen de rotsen waar iedereen overheen durfde te gaan. Toen aan het einde van de middag het brood in de supermarkt was uitverkocht, moesten we een andere verkooppunt vinden. Op een laatste wandeldag moesten we een alternatieve wandeling bedenken, omdat we na een autorit van een uur op een wegblokkade in de bergen stuitten. Kortom, we hadden vaak moeten improviseren en we ontdekten dat we een goed team waren.
We liepen nu door bossen, over heidevelden, langs oude akkers en langs grasvelden. De natuur in het Gooi bestaat uit veel kleine stukjes; het is niet één uitgestrekt gebied. Ik heb ze geteld: we zijn die dag in 11 verschillende natuurgebieden geweest.
We wandelen door een licht glooiend landschap en we beklommen zelfs vier bergen, te weten de Sijsjesberg, de Eukenberg, de Leeuwenberg en de Trapjesberg. Ze waren respectievelijk 26, 14, 8 en 23 meter hoog. In het vlakke Nederland wordt een verhoginkje in het landschap al snel een berg genoemd.
De wandelaars, fietsers en hondenuitlaters die we tegenkwamen begroetten ons altijd vriendelijk. “Ze komen niet uit Bussum”, zei Carlien. Zij kon het weten, want ze had er jarenlang gewoond. Later op de dag tikte ik in Google de zoektermen “Bussum onbeleefd” in en ik kreeg 25.600 hits. Dat is best wel veel voor een dorp met 33.780 inwoners.
In het bos zochten vier merels naar regenwormen tussen de bladeren op de grond. Ons gesprek ging over op vogels. “Ik heb een vogel in mijn tuin die herrie maakt, een lawaaierige herrie”, zei Carlien. Ik keek verbaasd op. De sirene van een ambulance maakt herrie. Een laagvliegend vliegtuig maakt herrie. Een opgevoerde brommer met een verrotte uitlaat maakt herrie. Maar een vogel in het ochtendgloren brengt een lieflijk gezang voort. “Ik weet niet welke vogel het is”, ging Carlien verder. “Neem het geluid een keer op”, stelde ik voor, want ik was intussen nieuwsgierig geworden naar deze vermeende lawaaischopper.
We passeerden Café Theehuis Bos & Heide. Het grote terras in de zon zag er zo aantrekkelijk uit dat we er neerstreken voor een warm kopje thee en een wc-bezoek.
Bos & Heide was een kindvriendelijke plek, met een speeltuin, een overkapte zandbak en een trampoline. Er waren weinig kinderen en gelukkig helemaal geen gillende snotapen. Toch bleven we er niet lang, want we koelden snel af, nu we niet meer in beweging waren.
Het etablissement grensde aan een kabouterpad, Hoog in de bomen zat hier en daar een kabouter op een tak. De houten wegwijzers van het kabouterpad waren op vier meter hoogte aan de stam van de bomen gespijkerd en ik betwijfelde of ze voor peuters en kleuters zichtbaar waren. Ik ben 1 meter 80 en ik had de bordjes bijna over het hoofd gezien. De route was gemarkeerd met paaltjes en deze waren wél waar te nemen door de doelgroep. Maar makkelijk herkenbaar waren ze niet, want ze hadden geen van allen een rode kaboutermuts. In het kort gezegd, ik had veel te mopperen op de gebruiksvriendelijkheid. Er was volop ruimte voor verbetering.
Aan het einde van onze tocht liepen we de gebieden in die Carlien goed kende uit haar jeugd. De bossen riepen herinneringen bij haar op. Als jong meisje moest ze vaak mee wandelen met haar ouders, of ze zin had of niet. De Trapjesberg was haar geliefde plek als het sneeuwde, want daar kon je geweldig sleetje rijden. Het liep een keer fout af, toen haar buurjongen zijn beide bovenbenen brak. Ze had jarenlang fijne buitenritten in de bossen gemaakt, op het paard dat ze als meisje verzorgde.
Na de ‘trip down memory lane‘ kwamen we bij de auto’s uit, die we bij restaurant De Goede Gooier hadden geparkeerd. Voor we afscheid namen gingen we eerst nog wat drinken op het terras. Het uitzicht over de heide was prachtig, maar het lag helaas uit de zon en in de wind. We bestelden onze drankjes en moesten daar Gooische prijzen voor betalen. We hadden er vrede mee, omdat de horeca zwaar was getroffen door de pandemie.
Tijdens een wandeling kun je uitstekend bijpraten en een goed gesprek voeren. Als je dat doet in de vele natuurgebieden van het Gooi, dan kun je tegelijkertijd genieten van de prachtige omgeving.