Lisette en ik liepen op het fietspad richting het tankstation. In de verte zagen we een echtpaar met verrekijkers in de berm staan. Ze tuurden naar een bosje. Wij gingen er naast staan en we keken met ze mee. Zouden we vandaag de vogels zien die we hoopten waar te nemen? Tussen de takken en bladeren bewoog wat wits. We keken beter en zagen tot onze blijdschap dat het een lepelaar was. Hij was niet alleen, want verderop fladderden er nog meer grote witte lichamen tussen de bomen.
De lepelaars hadden zich genesteld in oude reigersnesten. Dat was bijzonder, omdat ze normaal op de grond of in het riet broeden. Ik zag dat ze met takken bezig waren om een nest te verstevigen en te verduurzamen. Er waren ook vier blauwe reigers op dit stukje land bij het riviertje De Liede. Zij zaten op de nieuwbouw-nesten.
We telden in totaal vijf paartjes lepelaars. Misschien waren het er meer, maar we konden de vogels niet goed zien, omdat de eerste bladeren waren uitgelopen. Het loof ontnam ons het zicht en gaf privacy aan de lepelaars.
De kolonie had zich gevestigd in een klein natuurgebied naast de A200 tussen Haarlem en Halfweg. Het verkeer raasden voorbij. Ik zou nooit pal naast een verkeersader willen wonen, want ik zou helemaal gek worden van het verkeerslawaai. Maar de lepelaars en de blauwe reigers leken zich er niet aan te storen. In 2004 kwamen de lepelaars hier voor de eerste keer. Het is de eerste plek in Nederland waar ze in bomen zijn gaan broeden.
We stonden op het fietspad. Vele fietsers passeerden ons en enkelen stopten even, omdat ze nieuwsgierig waren naar wat er in het bosje gaande was. Af en toe steeg een lepelaar op en vloog hij over ons heen met de kenmerkende gestrekte hals. Dan ging hij naar de polder in de buurt om in sloten en plasjes stekelbaarsjes te vangen. Dat was zijn lievelingseten.
Welbeschouwd was dit een perfecte plek voor lepelaars. Het voldeed aan de drie eisen die dieren stellen aan hun leefomgeving: er was voldoende voedsel, het was er veilig en ze konden zich voortplanten.
We liepen terug naar de auto, die bij De Zoete Inval stond. In het restaurant dronken we wat en dachten we na over het vervolg van de dag. Het oorspronkelijke plan was om een wandeling te maken door het eeuwenoude veenlandschap van Spaarnwoude, het voedselgebied van de lepelaars. Een groot deel van de route ging over fietspaden en dat zagen we vandaag niet zitten. Het zonnige weer had vele mensen naar buiten getrokken en op de fietspaden was geen ruimte meer voor wandelaars die ongestoord van de omgeving wilden genieten. We moesten een plan B bedenken.
We besloten om naar IJmuiden te rijden en een kijkje te nemen op de Zuidpier. Daarna konden we via het strand naar de Kennemerduinen gaan. Misschien zouden we dan zelfs de nachtegaal horen.
Op de Zuidpier waren heel veel vissers en nul vogelliefhebbers. Dat laatste verbaasde ons, want de dam is een walhalla voor vogelaars. Er was vandaag blijkbaar niets opmerkelijks te zien. Bij nadere inspectie bleek dat er alleen meeuwen en steenlopers waren. Ook was er een zeehond. Hij lag op de keien van de pier. Het beestje ging er niet vandoor toen hij ons zag, en dat baarde ons zorgen: “Was hij wel helemaal gezond?”
Er stond een koude stevige wind en gingen naar het strand, waar het iets aangenamer was. Drie surfers vaarden op foil surfboards vlak bij de kust heen en weer. Ze zweefden met de plank boven het wateroppervlak en dat zag er spectaculair uit. Op het strand bij de duinranden stonden strandhuisjes in drie rijen opgesteld. Lisette en ik waren gecharmeerd van de huisjes, vooral van de exemplaren op de eerste rij. “Langzaam wakker worden met het geluid van de zee en de vogels. Je stapt uit bed, je zet de waterkoker aan en je gaat even later met een kop thee in de eerste zon op het terras zitten. De zonnepanelen op het dak zijn sterk genoeg voor de waterkoker, de kookplaat en de wasmachine. En als je geen zin hebt om te koken, dan ga je een hapje eten bij de strandtenten verderop.” Ja, een strandhuisje leek ons wel wat.
Ik sprak een standhuisbewoner aan die achter een windscherm zat en met haar mobiel bezig was. “Er is nog een huisje te koop”, vertelde ze, “op de derde rij voor € 120.000”. Ze gaf ons de tip: “Neem in het koopcontract op dat je een rij wil opschuiven, als er een plek vrijkomt. Veel eigenaren zijn op leeftijd en ze zijn binnenkort te oud voor een vakantiehuisje op het strand.” Ze verwachtte dat er spoedig meer huisjes beschikbaar zouden komen.
We namen afscheid van haar en we wandelden dromend verder. Twee kilometer later verlieten we het strand en kwamen we in de Kennemerduinen. Voor ons zagen we de vochtige valleien van het Zuidervlak. Een grote groep Koniks stapten rustig langs ons op het verharde pad. Een paar paarden bleven op de grond liggen en maakten geen aanstalte om in beweging te komen. Hoog in de lucht vloog een groep gierzwaluwen over. In het gras zochten twee gele kwikstaarten naar insecten. De buik van de kleine vogeltjes was helder geel. De kleur leek te fluoresceren in het zonlicht. Sinds we ons in vogels zijn gaan verdiepen is de wereld veel mooier geworden.
In de binnenduinen, waar het pad onverhard was, zagen en hoorden we nog meer vrolijke vogeltjes, zoals de boompieper, de grasmus, de tuinfluiter en de braamsluiper.
Het deel van de Kennemerduinen dat aan IJmuiden grenst is niet toegankelijk voor publiek. Daarom moesten we een stukje door IJmuiden lopen om bij de auto uit te komen. We waren hier vaker geweest en we kenden de route via de groene stroken van de stad uit ons hoofd. Bij de DekaMarkt en de Aldi stond de Martens Viskraam. We hadden intussen trek in een kibbeling gekregen en we namen plaats op de plastic stoelen voor de kraam. De zon verdween langzaam achter de flatgebouwen.
We genoten van de stukjes gefrituurde kabeljauw met saus, toen opeens een meeuw poepend overvloog. De uitwerpselen daalden neer op de broek en het haar van Lisette. De twee dames van de kraam riepen na de eerste schrik in koor dat Lisette direct een lot in de staatsloterij moest kopen. Vogelpoep op je hoofd brengt namelijk geluk. Ik ging staan en veegde met een servetje de poep uit Lisette’s haar. “Pas op je kibbeling”, waarschuwde een dame achter de toonbank mij, “voor je het weet gaan de meeuwen ermee vandoor”. Gelukkig deed geen enkele meeuw een poging om de vis te stelen.
Zo eindigde een enerverende dag. Onze wandelingen zijn nooit saai.
Daar zag je dus de gele kwik!!! Geweldig!! Leuk verhaal weer. Ben wel benieuwd of Lisette een staatslot oid gekocht heeft!!!
Ja, we zagen de gele kwik. En dit exemplaar liet zich goed bekijken. Ik moet altijd aan je denken, als ik een gele kwik zie of een baardmannetje.
Acht dagen later ging ik terug naar het piepkleine natuurgebiedje langs de A2000. Er stak eventjes een klein kopje boven de rand van het nest uit. De eieren van de lepelaar waren uitgekomen! Moeder of vader, ik weet niet hoe de rolverdeling is bij de soort, stond rechtop in het nest. Hij of zij poetste zichzelf schoon en ging daarna het nest verstevigen.
Ik hoopte dat de partner met voedsel terug naar het nest zou komen, maar dat gebeurde niet.
In het naastgelegen nest stond een blauwe reiger zich te poetsen. Boven de rand van het nest doken twee kopjes op.