Ik heb deze blog in tweeën gesplitst. Dit is deel 2. Deel 1 gaat over de eerste 3 wandelingen van onze wandeltrektocht. Heb je het nog niet gelezen, klik dan hier om naar het eerste deel te gaan.
Wandeling 4: Ruta del Cares
Vandaag was de dag van de beroemde kloofwandeling. Het had de hele nacht geregend en het zou de hele dag blijven regenen. ‘Was het verstandig om deze wandeling te doen, nu alle stenen kletsnat waren?’ De taxichauffeur die ons naar Poncebos zou brengen zei dat het niet gevaarlijk was. ‘Jullie hebben toch je wandelstokken bij je?’, vroeg hij bij het weggaan.
Toen we bij het beginpunt van de wandeling waren en de regen tegen het asfalt kletterde, wilde hij weten of we niet liever de circulaire wandeling wilden doen, vlak bij het stadje van onze volgende overnachting. ‘Nee’, zei Lisette zeer beslist. ‘De kloofwandeling was een reden om voor deze vakantie te kiezen’, verklaarde ze me later.
De mevrouw van het informatiepunt zei dat de wandeling goed te doen was. We moesten wel oppassen voor vallende stenen die door het water in beweging worden gebracht. ‘Het voordeel van vandaag’, zei ze, ‘is dat je bijna niemand zal tegenkomen.’ Ruta del Cares is de meest populaire wandelroute in Nationaal Park Picos de Europa. Jaarlijks lopen ongeveer 300.000 wandelaars dit traject.
Omdat er geen OV is van het eindpunt in Cain de Valdeón naar het beginpunt in Poncebos, moesten we het pad twee keer lopen.
Voordat we van de Garganta Divina kloof konden genieten moesten we een uurtje lang klimmen. We deelden het wandelpad met stroompjes water die een weg zochten naar beneden. Eenmaal in de kloof stroomde het regenwater van de overhangende rotsen af. Dikke druppels water vormden dan een waterval, waar wij doorheen moesten. Het pad, hoog boven de rivier de Cares, was breed en makkelijk beloopbaar.
Na een kleine twee uur klaarde het weer tegen alle weerverwachtingen in opeens op. In de uren die volgden kwamen er steeds meer mensen in de kloof. Enkele Spanjaarden namen hun hond mee. Niet iedereen was even goed voorbereid: we zagen lieden op gympen of zelfs plastic waterschoentjes.
In Noord-Spanje leven de Cantabrische bruine beer en de Iberische wolf. Het zijn schuwe dieren, dus we zagen ze niet. Wel ontdekten we twee vuursalamanders, drie berggeiten en een groepje zwarte roodstaarten.
In de buurt van Cain werd de kloof nauwer en passeerden we enkele bruggen. Ook moeten we nu regelmatig door een donkere tunnel heen. Er waren in totaal 71 tunnels uit de rotsen gehakt, om het waterkanaal dat langs de route loopt te kunnen onderhouden.
Bij Cain was een stuwdam met een vistrap. We liepen langs de waterkering en het stuwmeer, en kwamen uit bij het minidorpje dat bestond uit eettentjes en hotels. We namen op een terras plaats en bestelden een drankje.
Het was niet erg om dezelfde pad terug te lopen. De kloof was indrukwekkend en als je van de andere kant komt, zie je weer andere dingen.
Om 14:40 begon het regenen, maar minder hard en minder lang dan in de ochtend.
Eenmaal terug in Poncebos, moesten we 40 minuten op de bus naar Arenas wachten. We hadden een prachtige wandeling gemaakt tussen bergen die meer dan 2.000 meter hoog zijn. Door de regen konden we ondervinden hoe het was om alleen in de kloof te zijn. Het was een unieke ervaring. De eerlijkheid gebied me te zeggen dat als we deze dag geen blauwe lucht en zon hadden gezien, onze beleving totaal anders zou zijn geweest.
Wandeling 5: Van de Picos naar de groene kust
Na een transfer van ca. 20 minuten werden we afgezet in het kleine dorpje Vibaño. Vandaar wandelden we door het platteland naar de kust. We hadden voor deze reis gekozen vanwege de afwisseling van de bergen en de kust, maar nu we de Picos achter ons moesten laten, voelden we pijn in ons hart. We hadden nog geen genoeg van “de bergen van de zee”.
Het regende weer eens, toen we naar de bovenzijde van het dorp liepen. We volgden een holle weg, die ons naar de top van de heuvel bracht. In de verte zagen we de oceaan al liggen. We daalden af en we kwamen in de bewoonde wereld met huizen, blaffende honden en heel veel asfalt. De zon was inmiddels tussen de wolken door gaan schijnen.
Na een kilometer of zeven draaiden we de hoek om en stonden we opeens oog in oog met de zee. Het zandstrandje van San Antolín de Bedón was leeg. Onze route ging verder langs de autosnelweg A-8. De Camino del Norte volgde dit traject ook en we zagen vier wandelaar in de richting van Santiago de Compostella lopen. De Camino bleef de grote weg volgen en wij sloegen rechtsaf de duinen in.
Toen ik de woeste zee tegen een hoge rotswand zag beuken, voelde ik dat het toch wel fijn was om hier te zijn. In de Picos hadden we boven de bergen veel vale gieren zien zweven. Hier aan de kust cirkelden meeuwen in de lucht.
Langs een smal zandpad was aan beide zijde een draad gespannen waarop stroom stond. Het voorkwam dat loslopende koeien het pad zouden vertrappen met hun zware gewicht. Ook de maisvelden waren omringd met stroomdraad.
Om half drie waren we al bij ons hotel in Nueva de Llanes. Omdat de receptie pas een uur later open ging, zochten we een terras op. De langslopende wandelaars hadden een Sint Jacobsschelp aan hun rugzak gebonden.
Nadat we een half uur hadden stukgeslagen, besloten we om naar de plaatselijke Sideria gaan. In dit restaurant kun je de natuurcider drinken, die in de streek is gemaakt. De avond ervoor hadden we gezien hoe obers de drank van grote hoogte inschonken. Op deze manier komt zuurstof bij de cider en komt de drank tot leven. In dit dorp deden ze het efficiënter, en minder spectaculair: we kregen een cider schenkmachine. Als je op een knop drukte, dan werd de drank uit de fles opgepompt en in je glas gespoten.
Wandeling 6: Kustwandeling langs kliffen, baaien en bufones
Na het ontbijt, waarbij we uit tien verschillende stukken taart konden kiezen, liepen we naar de bakker om brood te kopen voor de lunch. Tot onze verassing hadden ze notenbrood. We sloegen daar beide direct op aan, want het Spaanse witte brood is droog en niet aanbevelenswaardig.
Het eerste deel van de rondwandeling volgde de Camino del Norte. Het was niet het mooiste deel van de tocht. De eerste pelgrimstocht naar Santiago de Compostela vond plaats in het begin van de 9e eeuw. In de loop der eeuwen werden de voetpaden en landweggetjes verhard en verbreed, zodat je tegenwoordig regelmatig langs drukke provinciale wegen en snelwegen loopt.
Toen we van de Camino vandaan liepen, kwamen we op een mooi slingerend pad van klei en stenen. We liepen door weelderige begroeiing langs een snel stromende beek. We konden zien dat de waterstroom eerder dit jaar veel breder was geweest. Er waren geen mensen hier en we moesten steeds uitpuzzelen hoe we veilig van het ene stukje pad naar het andere stukje pad konden gaan.
Na dit avontuur kwamen we uit op een druk bezochte weg, die naar de Bufones de Pría leidde. Het was zaterdag en het leek alsof iedereen uit de streek de Bufones wilde zien. Een bufon is een gat of een spleet in de rots, dat in verbinding staat met de zee via een ondergronds gangenstelsel. De golven stromen de grot binnen en drukken de lucht samen, die met geweld en hard geloei door de bufones naar boven worden geblazen. Soms komt water mee naar boven, als bij een geiser, maar dat gebeurde vandaag niet.
Na een tijdje gerelaxt te hebben in de zon, stonden we op en gingen we verder over het kustpad. We passeerden nog een enorme bufon die wel waterdruppels uitspoot.
Opeens hoorden we twee schoten. Even later zagen we een man met een oranje hesje en een jachtgeweer om zijn schouder. ‘Konijnen?’, vroeg ik. ‘Nee, everzwijnen’, antwoordde hij. De man liep naar een tweede jager die ook een oranje hesje droeg en een jachtgeweer om zijn schouder had. Ze stonden samen bij het levenloze lichaam van een everzwijn en praatten wat. De eerste man nam een foto van het everzwijn en daarna liepen ze beide van het dier weg. We zagen de staart daarna nog een paar keer omhoog gaan. Het was een akelig gezicht.
Later langs het pad stond nog een derde man met een oranje hesje en een geweer om zijn schouder, en verderop nog eentje. Er moest sprake zijn van een drijfjacht, want we hoorden steeds honden blaffen.
Terug in het hotel gingen we op de veranda in de zon zitten. We hadden de zon deze week weinig gezien en we genoten van de warme stralen op onze huid. Onze vakantie zat er bijna op. Spanje, met zijn bergen, kloven, kliffen en baaien, is een perfecte wandelbestemming. De Spanjaarden die we spraken waren zeer vriendelijk en gastvrij. Ze vonden het leuk om hun cultuur en taal met ons te delen. We komen graag nog eens terug.
Lieve Carolien, dank voor je mooie blog en fijne avonturen samen.
Het was enorm leuk om achter in de taxi (een beetje) mee te luisteren naar de gesprekken die je in het Spaans voerde met de chauffeurs. Je hebt daar veel tijd en energie in gestoken en het contact met de mensen die er wonen en werken maakt de vakantie en reizen in Spanje nog iets leuker!
Ik had in de twee weken voorafgaand aan onze vakantie online lessen geboekt bij een Spaanse leraar om aan mijn spreken en aan mijn zelfvertrouwen te werken. Dat heeft zich uitbetaald. Zoals je weet heb ik gesprekken gevoerd over de keuken van Asturië en de klimaatverandering (die trouwens werd ontkend door de lokale reisagent).
Je kent het Spaanse woord voor everzwijn! Da’s echt next level. Bravísima!
Ik weet nu ook het woord voor luiken (contraventanas), die overigens aan de binnenkant van de huizen waren bevestigd.
Wij hebben uw blog met veel plezier gelezen!
Erg leuk om te lezen dat u een mooie wandelvakantie heeft gehad.