Jolanda en ik kregen het Out-of-Africa gevoel toen we onze safaritent zagen op kampeerterrein Belle Roche aan de voet van de bergpas Col de la Croix Haute. Het tentdoek was beige van kleur, er was een houten vloer en een grote overkapping die ons zou beschermen tegen de zon. Met een grote glimlach op ons gezicht stapten we de tent in. Rechts was de keuken met een waterkoker en een koelkast, en achterin waren twee slaapkamers. Het was een fijne plek om een week te verblijven. Alleen een wc, een douche en stromend water ontbrak. Dat droeg bij aan ons Out-of-Africa gevoel. Meryl Streep en Robert Redford hadden deze faciliteiten ook niet in hun verblijf in Kenia gehad.
Na de avondmaaltijd in de gemeenschappelijke ruimte ritsten we de tent dicht om de insecten buiten te houden. Ik ging op bed liggen en hoorde de wind razen. Het leek wel te stormen. Thuis in Amsterdam kon ik de buren aan de linkerkant horen als ze weer eens ruzie maakten, of de bovenburen als ze luide muziek draaiden. Op het platteland van Zuid-Frankrijk had ik stilte verwacht, maar ik werd omgeven door de klanken van de natuur.
De wind was vlagerig. Ik hoorde de wind aanzwellen als woeste golven die naar het strand daveren. Daarna doofde het geluid uit en was het even stil. Totdat de volgende luchtstroom bulderend onze kant op kwam. Het was als een perpetuum mobile.
Door het dunne tentdoek kon je het geraas goed horen. De tent klapperde niet, want het was straks vastgezet. Wel kwam het frame bij iedere windstoot even onder spanning te staan. Het piepte en kraakte dan. Ik probeerde de geluiden te accepteren en er niet tegen te vechten. Dat lukte deels.
Overdag was de wind onze vriend. Als we de ramen open zetten, dan waaide het lekker in onze tent door. En tijdens onze wandelingen in het dal van de Trièves maakte een briesje de zinderende hitte van het zuiden dragelijk. Frankrijk en Spanje kreunden onder een hittegolf. Het was pas half juni.
Onze wandelvrienden verbleven in een Mobile Home, Die was luxer dan onze tent, met privé-sanitair, stromend water, tv, een kachel en een bank. Maar de hitte bleef lang in houten huisjes hangen. Aan alles zit een schaduwzijde. Het duurde tot 4 uur in de ochtend totdat het er koel was. Jolanda en ik wilden niet met ze ruilen. We waren zeer content met onze safaritent.
De tweede nacht waaide het wederom hard, maar deze keer kwam het natuurgeweld uit een andere hoek. Het deed de tent op een andere manier piepen en kraken.
Ik raakte langzaam gewend aan de nachtelijke geluiden en ik ging iedere keer beter slapen. Tijdens de vijfde nacht was het onverwacht windstil en ik verheugde me op een goede nachtrust. Eenmaal in bed besefte ik dat de wind al die tijd andere geluiden had overstemd. Er waren in het aangrenzende dorp blaffende honden en er reden geregeld auto’s over de D1075. Deze doorgaande weg lag op zo’n 650 meter van de camping. Later in de nacht ging het regenen en regendruppels tikten zachtjes op het tentdoek. Ik realiseerde me dat geluiden harder bij je binnenkomen als het donker is.
Jolanda en ik hadden een vast ochtendritueel. We stonden om half 8 op en we liepen naar het sanitairgebouw van de camping om te plassen en ons te wassen. Daarna zetten we thee en gingen we ontbijten in de gemeenschappelijke ruimte. Daar troffen we onze wandel-kameraadjes aan. Elke ochtend lag er een Franse lekkernij van de plaatselijke bakker voor ons klaar, zoals een croissant, een pain au chocolat met twee staafjes pure chocolade, een pain aux raisins of een broodje met banketbakkersroom. We smeerden boterhammen voor ons lunchpakket. Daarna ging ieder naar zijn of haar eigen verblijf om zich gereed te maken voor de wandeling van de dag. Jolanda en ik liepen naar het gemeenschappelijke sanitairgebouw om onze borden, mokken, glazen en bestek af te wassen. Daarna vulden we onze waterflessen en deden we onze wandelschoenen aan.
Na de wandeling dronken we altijd een kop thee in onze safaritent en gingen we douchen. Daarna zochten we vaak onze wandel-kornuiten op of kwamen zij bij ons langs. We zaten dan op de veranda, in de schaduw van de overkapping. De veranda was de belangrijkste plek van ons onderkomen. We brachten er de meeste tijd door. We gingen eigenlijk alleen de tent in om te slapen of om thee te zetten.
Ook al onze bezoekers kregen het Out-of-Africa gevoel als we ze de safaritent lieten zien. Ik vond het opmerkelijk dat ons verblijf bij iedereen een identiek sentiment opriep. Wat was het Out-of-Africa gevoel eigenlijk precies? Ik kon me niet meer goed herinneren waar de film uit 1985 over ging. Ik wist dat het een verfilming was van een roman van Karen Blixen, ik wist dat de film veel Oscars had gewonnen, ik wist wie de hoofdpersonen waren en ik wist dat ik destijds heel hard had moeten huilen. De emotie herinnerde ik dus wel, maar het verhaal niet.
Des te opmerkelijk was dat ik niet om de kampeertent moest grienen. Integendeel, ik werd er heel vrolijk van. De safaritent was een symbool van vrijheid.
De tent had maar één nadeel. Als je ’s nachts je bed uit moest om te plassen, dan moest je in het donker de tent openritsen en vervolgens 45 meter naar de wc lopen. “Ga toch naast de tent plassen! “, adviseerde de wandelmaatjes mij, “De grond is kurkdroog en is blij met een beetje water.” Jolanda en ik probeerden de nachtelijke gang naar het toilet te voorkomen, door ’s avonds minder vocht dan gebruikelijk te drinken. Maar de vijfde en de zesde nacht moest ik er wel uit. De eerste keer liep ik helemaal naar het sanitairgebouw, maar de tweede keer besloot ik in de buurt van de tent te blijven. Het regende en ik wilde niet nat worden.
In de ochtend bij daglicht was het juist fijn om in het zachte ochtendlicht over de camping rond te sjokken. De vogeltjes zongen uit volle borst. De campinggasten lagen nog op één oor. Er heerste dan een serene rust over het kampeerterrein aan de voet van de bergpas Col de la Croix Haute.
De safaritent was overdag een fijne plek om een week te verblijven.