Ze zijn er weer, het nijlganzen-echtpaar dat ik vorig jaar in mijn hart had gesloten. Als je elkaar veel ziet, dan bouw je een band op. Dat geldt voor je collega’s en voor de personages in de series die je volgt op Netflix. Het geldt ook voor een koppel ganzen.
Ik wist niet zeker of ze dezelfden als afgelopen jaar waren. Alle nijlganzen lijken immers op elkaar. Maar ze zaten op hetzelfde stukje gras aan het einde van de Pieter Calandlaan, tussen het fietspad en de vijver. In dit gebied zitten nooit vogels, op een enkele eend en meerkoet na. Ze moesten het dus wel zijn. Ze waren teruggekeerd naar het buurt waar ze eerder een gezin hadden gesticht.
De twee vogels hadden vorig jaar een broedplaats gemaakt vlak bij het water. Ik fietsten er elke dag langs. Ze kregen drie jongen. Eerst dacht ik nog: “Nee, niet alweer een nest met ganzen. We hebben in Nederland al zoveel van die beesten.” Maar hoe vaker ik er langs fietsten, hoe leuker ik ze vond.
Als ik ze niet in de buurt van het fietspad zag, dan speurde ik het grasveld af. De ene keer zag ik de jongen vrolijk rondhuppelen, de andere keer zaten ze met z’n drieën dicht tegen elkaar en hielden ze elkaar warm.
Ik vond het fijn om ze te observeren in het voorbijgaan. De jongen werden zienderogen groter. De ouders zorgden heel goed voor ze. Ze waren waakzaam en altijd in de buurt van hun kroost.
Op een dag was opeens een jong kwijt. Was hij ten prooi gevallen van een roofvogel, een kraai of een vos? Had een kat hem gegrepen? Bedroeft fietste ik verder. Nu de ganzen niet meer anoniem voor me waren, lagen ze mij zeer na aan het hart.
Een week later zag ik vanuit de verte de ouders boven het gras uitsteken. Eenmaal dichtbij signaleerde ik dat er maar één jongen was. Waar was de tweede gebleven? Ik kon hem nergens vinden. Leefde hij niet meer? Het ganzengezin was nu wel heel fors uitgedund. Verdrietig vervolgde ik mijn weg.
De natuur kan heel hard zijn. Ik had de jongen zien opgroeien en nu waren ze jammer genoeg niet meer in leven.
Een kilometer verderop in natuurpark de Vrije Geer verbleven drie ganzengezinnen. Gek genoeg waren mijn gevoelens voor deze Nijlganzen veel minder liefdevol.
Ze hadden ieder zeven jongen. Die groeiden alras groter en groter. Het werd overvol in de Vrije Geer. Niemand ging dood. Als ze met ze allen gingen zwemmen, dan krioelden ze in het water. Ze breiden hun leefgebied uit en staken af en toe de weg over. 27 ganzen waggelden dan gezamenlijk over het asfalt en het fietspad. Automobilisten en fietsers moesten stoppen en wachten tot ze de andere kant van de weg hadden bereikt.
Ik kon niet wachten tot ze konden vliegen en weg zouden gaan. Dan zou er in de Vrije Geer weer genoeg plek zijn voor kleinere vogels. Het duurde ruim twee maanden.
Het stukje gras aan het einde van de Pieter Calandlaan is op dit moment weer bewoond door het nijlganzen-echtpaar dat ik vorig jaar in mijn hart had gesloten. Ik hoop dat het dit jaar beter met ze gaat.
Ik heb vanmorgen voor de eerste keer dit jaar ganzenkuikens gezien. Op ongeveer 400 meter van mijn werk spotte ik ze naast de Sloterweg. In de gauwigheid kon ik niet precies waarnemen hoeveel jongen in het gras rondhuppelden. Ik denk dat het er zes zijn geweest. Mijn Roots Scheurkalender had mij al verteld dat ganzen in februari jongen kunnen hebben.
Op precies dezelfde plek waar ik de eerste keer het nijlganzengezinnetje had ontmoet, zag ik wederom een jonge familie nijlganzen. Het voelde meteen vertrouwd.
Ik zag 3 jongen langs het fietspad en stopte met fietsen. Ze kwamen direct naar mij toe. Ze herkende mij! Na een poosje kwam een 4de jong uit het hoge gras tevoorschijn. Hij was een stuk kleiner dan de rest. Ik nam een foto en afscheid. Het ga je goed!