Ik hoopte de zwartkopmeeuw te zien. De Vogelspotcast had de vogel in de spotlichten gezet. Arjan Dwarshuis, vriend van Camilla Dreef en wereldrecordhouder vogels kijken, gaat wekelijks op pad met zijn jeugdvriend Gisbert van Baalen, die helemaal niets van vogels weet. Met veel liefde en enthousiasme vertellen ze over de vogels die ze onderweg tegenkomen. Arjan weet heel veel van vogels en de achtergrondinformatie die hij deelt maakt de podcast interessant en smeuïg. De zwartkopmeeuw is de mooiste meeuw van Nederland, zei hij in aflevering negen. Iedere week heeft hij een andere lievelingsvogel.
De hagelwitte meeuw met nog wittere vleugelpunten, een inktzwarte kop en een koraalrode snavel lijkt op de kokmeeuw, die in de gebieden waar ik wandel veel voorkomt. Ik nam me voor om voortaan beter te kijken en te controleren of het een echte kokmeeuw was. De zwartkopmeeuw heeft een dikkere nek, maar dat was een kenmerk waarmee ik niet uit de voeten kon. Ik ging me richten op de vleugelpunten. Als die zwart zouden zijn, dan was het beslist een kokmeeuw.
De praktijk was weerbarstiger. De meeuwen vlogen te hoog en te snel. Waarom ging er niet eentje op vijf meter voor mij op de grond zitten, zodat ik uitgebreid de vogel kon observeren? Waarom was Arjan er niet bij, zodat hij de vogel kon aanwijzen?
Omdat ik graag een afbeelding van een zwartkopmeeuw in deze blog wilde tonen en ik zelf nog nooit zo’n vogel van dichtbij heb gezien, vroeg ik of Marijke Overbeeke mij wilde helpen. De prachtige foto bovenaan deze blog is van haar.
Zes weken geleden hadden we ook een wandeling in dit gebied gemaakt. De knopjes aan de bomen waren omgetoverd in fris groene blaadjes. Binnenkort zouden de bomen zoveel blad hebben, dat we de vogels niet meer konden zien. De wintergasten hadden in de tussentijd plaats gemaakt voor de trekvogels die in Nederland broeden.
Het was redelijk rustig geweest in de Westveense polder. Nederland was op deze eerste zaterdag na de Corona versoepelingen massaal naar de winkelstraten van Eindhoven, Hilversum, Amsterdam en Groningen getogen. Ik vond het heerlijk dat we het rijk voor ons alleen hadden. In de Groene Jonker was alles anders. In het waterrijke natuurgebied waren zeer veel vogelliefhebbers aanwezig. Ze hadden telescopen bij zich en lenzen van een halve meter lang. Al dan niet met een lenshoes met een camouflage patroon. Ze waren allen met de auto gekomen die een paar honderd meter verderop geparkeerd stond.
Een clubje mensen die overduidelijk niet tot hetzelfde huishouden behoorden hadden kun verrekijkers en telescopen naar hetzelfde punt gericht. “Waar kijken jullie naar?”, vroeg ik. Afhankelijk van het antwoord zouden we doorlopen of ook onze verrekijkers erbij pakken. “Een stelkluit”, zei een brons gebruinde man. De zeldzame vogel wilde ik graag zien. Niet minder dan een week geleden zag ik er eentje voor het eerst. De zwart-witte steltlopen met extra lange rode poten had meteen mijn hart gestolen. Heel in de verte zocht hij naar voedsel in het ondiepe water.
Het is algemeen bekend dat de wijngrens zich naar het noorden verplaatst. In de vorige eeuw werd er in Nederland alleen in Zuid-Limburg wijn verbouwd. Momenteel is er zelfs een wijngaard op Texel. Steltkluten zijn ook naar het noorden opgeschoven. De vogels komen oorspronkelijk uit Zuid-Europa. Door de grote droogte aldaar zijn enkele paartjes naar Nederland uitgewekenen om er te broeden. Het gaat niet over grote aantallen. In 2018 zijn er 24 broedparen geteld en in 2019 33.
In de plassen van de Groene Jonker dobberden enkele krakeenden en slobeenden rond. Vol met zelfvertrouwen zei ik tegen Lisette dat we de Nederlandse eenden inmiddels onder de knie hadden. Een uurtje later zwom in de Kromme Mijdrecht een eend die ik niet herkende. Hij leek op een wilde eend, maar ergens klopte er iets niet. Was het een soepeend? Een nakomeling van een siereend die ontsnapt was of vrijgelaten en die vervolgens was gaan paren met een wilde eend? Ik besloot een foto van het beestje te maken en mijn hulplijn in te schakelen.
Marijke bevestigde mijn vermoeden en zei dat ik beter niet de term soepeend kon gebruiken. Dat was respectloos. Waarneming.nl was heden ten dage overrgestapt op de term parkeend. Ik vroeg me af of ik nu ook niet meer vuilnisbakkenras mocht zeggen tegen een bastaardhond.
We weken van de wandelroute af. De laatste vier kilometer over asfalt aan de oostkant van de Kromme Mijdrecht ruilden we om voor een pad aan de westkant van de rivier. Het bleek een gouden aanpassing te zijn. Op de grasdijk hadden we geen last van voorbijrazende fietsen en auto’s.
We zagen een meerkoet met twee jongen, die er opvallend uitzagen met hun rode kopjes, oranje kraag en rode snaveltjes. Zo kleurrijk als ze waren, zo kleurloos zouden ze zijn als ze volwassen werden. Je moet weten dat ik niet veel opheb met de schreeuwlelijkerds die in het broedseizoen met iedereen ruzie maken. Maar de jonkies vond ik schattig. Het was de vraag hoe oud ze zouden worden, want 80 procent van de kleintjes sterft in het eerste jaar na de geboorte.
Na 13,3 kilometer waren we terug bij de auto. De wandeling was relatief kort geweest, maar dat gaf niet. Het was goed zo. We hadden nog een terrasbezoek in het vooruitzicht. Sinds een paar dagen waren de terrassen weer open. Een half jaar lang was het behelpen geweest en nu konden we eindelijk onze traditie oppakken. Verwachtingsvol reden we naar cafe de Klinker in Noorden.
Het terras was winderig. Een schapenvel bood enige bescherming tegen de oncomfortabele koude wind. De appeltaart maakte alles goed. Tevreden stelden we vast dat een terrasbezoek nog steeds de perfecte afsluiting van een wandeldag is.