Een week eerder stonden we tot aan onze knieën bij -10 graden in de sneeuw in de Amsterdamse Waterleidingduinen. Nu wandelden we bij +15 graden over het Zoddenpad bij Tienhoven. De koude oostenwind was gedraaid en waaide nu uit het warme zuiden. Ik vond het prima, want ik hou niet van kou.
We hadden onze auto’s bij het streekmuseum geparkeerd en liepen meteen de weidse weilanden in. In de verte waren de contouren van de Utrechtse heuvelrug zichtbaar. De sneeuw was verdwenen en hier en daar lag er nog ijs op de sloten.
We waren omringd door ganzen. Grote groepen graasden als koeien in de wei. Anderen vlogen luid gakkend in V-formaties voorbij. Soms met z’n drietjes en soms zelfs met z’n 500-en. We bevonden ons in het ganzenparadijs.
Drie maanden geleden waren we hier ook geweest en toen vielen de grauwe ganzen op. Nu ontwaarden we ook andere soorten, zoals de grote Canadese gans, de kolgans en de brandgans. De kolganzen zagen we voor de eerste keer in ons jonge vogelspot-leven. Gefascineerd keken we naar de prachtige beesten met de witte bles rond de snavel en de zwarte dwarsstrepen op de buik. Ze overwinteren in Nederland. In maart gaan ze terug naar Noordwest-Rusland en Siberië.
Aan het einde van de tocht konden we de brandgans aan onze lijst van ontdekkingen toevoegen. Drie exemplaren zaten in het gras te rusten aan de andere kant van de sloot. Ze waren heel dichtbij en we konden ze goed observeren. Terwijl wij ze bekeken, hield één brandgans ons nauwlettend in de gaten. Zij of hij had als taak om bij gevaar de andere twee te waarschuwen, zodat ze gedrieën konden vluchten. Als je een groepje ganzen ziet, dan staat er altijd eentje op wacht.
Ze hadden een witte kop en een zwarte snavel. Omdat de achterkant van de kop, de nek en het bovenste deel van de borst zwart waren, leek het alsof ze een pierrot-masker op hadden. We wisten niet of het overwinteraars waren of stamgasten. Dat kan je niet aan de buitenkant zien. De meesten brandganzen overwinteren in Nederland. Enkelen gaan nooit meer terug en blijven het gehele jaar hier.
Bij een uitkijkpost op een heuvel stond een bankje en we pauzeerden daar even. In de verte graasden vijf reeën. Het was heel bijzonder om deze dieren hier aan te treffen. Vorige week hadden we honderden damherten in de Amsterdamse Waterleidingduinen gezien. Die maakten veel minder indruk, dan deze vijf reeën in het laagveen.
Via de Dwarsdijk bereikten we aan het einde van de ochtend de Kanaaldijk. Zoals verwacht waren hier veel fietsers en wandelaars. Iedereen wilde genieten van de eerste lentedag van het jaar. Sommige fietsers droegen geen jas. Wij hadden onze vingerloze handschoenen aan en zouden die later op de dag pas uitdoen.
Langs de oevers van de sloten stonden op veel plekken knotwilgen. Onder de olijfbomen van het Noorden bloeiden paarse krokussen. In de ochtend op de Dwarsdijk hadden we sneeuwklokjes gezien. De bloemen maakten ons vrolijk, want ze vierden de komst van de lente.
Later op de dag zouden we aan het gedrag van mensen evenzeer merken dat de lente in aantocht was. Motorrijders hadden de motor uit de winterstalling gehaald en maakten de eerste toerrit van het jaar. Cabriorijders reden met het dak open, een zonnebril op en een dikke jas aan over de dijken van het gebied.
Twee wandelvriendinnen stonden plompverloren in de berm. We spraken ze aan, want er was iets loos. Ze moesten ergens rechtsaf slaan, maar ze wisten niet waar. Ze waren de weg kwijt. Na doorvragen bleek dat ze dezelfde route als wij in dezelfde richting liepen. Ze volgden ons op gepaste afstand totdat ze de routebeschrijving weer konden oppakken. We vonden het prima. Wij lopen altijd met een gps en verdwalen nooit. Dat is misschien niet zo avontuurlijk, maar wel heel praktisch.
We lieten de Kanaaldijk achter ons en sloegen rechtsaf het Bert Bospad in, een prachtig onverhard breed pad dwars door het laagveenmoeras. De rupsgraafmachines waren verdwenen. De sporen van de rubberen rupsbanden waren nog zichtbaar in de klei.
Staatsbosbeheer en het Waterschap Amstel Gooi en Vecht hadden herstelwerkzaamheden uitgevoerd. De randen van de petgaten en de geplagde bodem waren kaal. Alle begroeiing was weggehaald. De bedoeling is dat moerasvegetatie ontstaat en dat moerasvogels zoals de roerdomp, purperreiger en zwarte stern zich in dit gebied gaan nestelen. We namen ons voor om naar dit unieke natuurgebied terug te keren, als er weer wat groeit. Wie weet kunnen dan ook de zeldzame vogels spotten.
Het Zoddenpad is 13 kilometer langs. Omdat we nog niet uitgewandeld waren op deze mooie lentedag, keerden we niet terug naar het streekmuseum, maar gingen we verder over een smalle verharde weg. We kwamen uit bij de Maarsseveense Plassen, die we een stukje volgden. Aan onze linkerhand zagen we een verlaten zandstrand, glijbanen en een speeltoestel in de vorm van een wrak van een piratenschip. Als het strandbadseizoen in april van start gaat, dan zou het hier vast heel druk zijn met gillende kinderen.
We staken een loopbrug over en kwamen op een graspad uit, dat verreweg het leukste gedeelte van de wandelverlenging bleek te zijn en onderdeel uitmaakt van de Bethunerroute. Het pad eindigde bij de de doorgaande weg die Oud-Maarsseveen met Maarssen-Dorp verbindt. We moesten de weg volgen om bij het streekmuseum in Tienhoven uit te komen.
De ruim twee kilometer terug naar de auto waren saai. Wat het traject toch memorabel maakte waren de drie brandganzen die rustig in het gras zaten. Geluk zit in kleine dingen.
Als we terugkeren om de vorderingen rond het Bert Bospad te bekijken en het streekmuseum te bezoeken, dan slaan we de extra kilometers langs de Maarsseveense Plassen over. De routeverlenger over oud landgoed Einde Gooi, die we 3 maanden geleden deden, is veel leuker.
Ben je benieuwd maar mijn eerste blog over het Zoddenpad,, ga dan naar GRAUWE GANZEN, GRAAFMACHINES EN GEWELDIGE VERGEZICHTEN.