Het is zondagmorgen 8 uur. Lisette en ik treffen elkaar voor onze wekelijkse coronawandeling. We hebben dit keer afgesproken op het Stationsplein van Abcoude. Het plan is om de achtste etappe van het Waterliniepad te lopen en in Weesp via een eigen route terug te keren naar Abcoude.
We hebben ons erop ingesteld, dat het grootste gedeelte van de route verhard is. Aan de zuidkant van het riviertje het Gein lopen we tot B&B De Vink. De wilgen zijn geknot en in de berm groeit raapzaad en fluitenkruid. Ze geven het landschap kleur. Ondanks het vroege uur komen we regelmatig wielrenners tegen.
Dan slaan we rechtsaf richtig Fort Nigtevecht. We horen het gekwetter van huismussen en zien ze vrolijk rondhuppelen. Opeens hoor ik een geluid dat ik pas sinds twee dagen ken. Het is de winterkoning. Ik kijk om me heen en zie een kleine bruine vogeltje op een takje zitten. Zijn staart staat recht omhoog. “Ja”, constateer ik tevreden, “het is de winterkoning.”
Sinds een maand volg ik een online vogelcursus van de Vogelbescherming. Twee dagen geleden ging het over de roodborst en de winterkoning. Ik leerde hoe ze eruit zien en hoe ze klinken. Een vogel herkennen aan zijn zang is niet eenvoudig. Ik zit er vaak naast. Daarom ben ik opgetogen dat het is gelukt om de winterkoning te identificeren.
Heb je trouwens interesse in de gratis online vogelcursussen van de Vogelbescherming, meldt je dan op de website aan.
We laten de vogels achter ons en lopen langs Fort Nigtevecht, dat gesloten is vanwege de coronamaatregelen. Het betonnen fort ligt verscholen in het groen. Vier koeien staan dicht bij de gracht en grazen tevreden. Ze zijn niet schuw en ik heb alle tijd om een foto te maken.
Naast het fort ligt het Amsterdam-Rijnkanaal. Via een moderne ranke fietsbrug bereiken we de andere kant van het water. Omdat de brug bijzonder is, zoek ik later op de avond op internet wat erover te vinden is. Ik vind een beicht van RTV Utrecht, die tweeënhalf jaar geleden meldde dat de 12 miljoen kostende brug bij mensen in de smaak valt.
We vervolgen onze tocht langs de Vecht. Lisette roept: “Kijk eens, een kuifeend met een matje.” Ik weet meteen wat ze bedoeld. Het afschuwelijke kapsel was populair in de jaren tachtig. Gelukkig is alles tijdelijk.
Bij het voormalige Fort Hinderham slaan we linksaf het weiland in. Daar ligt een prachtig graspad door de Aetsveldsche Polder. Het is fijn om even op een verende ondergrond te lopen en om verlost te zijn van passerende fietsers. Boerenzwaluwen scheren over. We horen veel verschillende vogels, maar kunnen ze niet thuisbrengen. In de verte vallen enkele kievieten met verve een buizerd aan. Ze verdedigen waarschijnlijk een nest, dat ergens in het weiland ligt. De belager kiest eieren voor zijn geld en verdwijnt.
We bereiken Weesp en lopen via het Molenpad het stadje in. In het straatje staan prachtige vrijstaande 19e eeuwse houten huizen. Velen hebben een plaatje op de muur, dat aangeeft dat ze een rijksmonumenten zijn.
Voor de coronacrisis zouden we in het centrum van de vestingstad een terrasje hebben gepakt. Nu lopen we stug door en verlangen we naar de tijd waarin coronamaatregelen niet meer nodig zijn.
Bij de provinciale weg N236 steken we het Amsterdam-Rijnkanaal weer over. Er is veel verkeer. We zijn ruim drieëneenhalve uur onderweg en het aantal wielrenners is in de tussentijd fors toegenomen. Heel Holland fietst.
We bereiken het begin van het Gein en we weten dat we over zes kilometer in Abcoude zullen zijn. We wandelen deze keer aan de noordkant van het riviertje. Het worden de vreselijkste 73 minuten van de dag.
Als je een keer een fietsbel hoort, dan maak je bedaard ruimte voor je medeweggebruiker. Als je een tweede keer een fietsbel hoort, dan zet je rustig en kalm een stap opzij. Deze uiterlijke kalmte is schijn, want onderhuids proppen de emoties op. Bij de zoveelste fietsbel knapt er opeens iets bij je en je kunt de irritaties niet meer onderdrukken.
Je verafschuwt de roepende, de weg opeisende en voorbij razende amateurwielrenners. “De pedaalridders hebben toch niet meer recht op de openbare weg dan ik?”, denk je. Dan komen de motoren voorbij. Ook zij moeten het ontgelden. In Nederland mogen motorrijders tijdens de coronacrisis de weg op gaan. Het is niet verboden, maar waarom kiezen ze in godsnaam voor een ritje over de smalle weg langs het Gein?
Het is overigens prachtig wonen hier, als tenminste de weg is afzet voor het verkeer.
Lisette en ik maken een plan. Gein Zuid is voor de voetgangers en bestemmingsverkeer en Gein Noord is voor de weggebruikers die harder dan 10 kilometer per uur rijden. Op deze manier kan iedereen genieten van de lommerrijk weg met daarlangs enkele molens en vele prachtige boerderijen.
Heerlijk je verhaal Carolien. Ik had spierpijn de volgende dag van het hard doorlopen om er zo snel mogelijk weg te zijn van de Gein, het was niet geinig meer (oeps sorry…)
Leuk verhaal weer!!!!
Leuk verhaal en goed beschreven. Krijgt gewoon zit om te gaan wandelen . Groet Wilco .
Dank je wel, Wilco. Super tof om te horen dat je wandelkriebels krijgt.
Het vogelvirus heeft je te pakken! Leuk, het maakt het wandelen zoveel rijker als je geluiden herkent, weet wie het is en weet hoe het leven van die vogel eruit ziet (wat eten ze, trekken ze?). Uit ervaring weet ik dat het een lange weg is voordat je alle geluiden herkent, succes!
Hi Marijke, als iemand een vogelkenner is, dan ben jij dat. Lisette en ik zetten voorzichtig kleine stapjes in de wereld van het vogelen. Samen zijn we op ontdekkingsreis. Als we een vogel per wandeling aan ons vogelkennis kunnen toevoegen, dan zijn we dik tevreden.